Zinnen en Woorden

Sporten
Treibst Du Sport? Ja, ich treibe Sport. Nein, ich treibe keinen Sport. Welchen Sport machst Du? Ich spiele Fußball. Ich reite. Ich tanze. Ich spiele lieber Fußball.	Doe jij aan sport? Ja, ik doe aan sport. Nee, ik doe niet aan sport. Wat voor sport doe je? Ik voetbal. Ik doe aan paardrijden. Ik dans. Ik houd van voetballen.

Op vakantie gaan

Ich gehe in die Ferien./Ich mache Urlaub. Wohin gehst Du? Ich gehe nach... Wie bist Du gereist? Ich bin mit dem Auto gefahren.(Zug/Schiff/) Wie war es? Es war... Was hast Du dort gemacht? Was hast Du dort unternommen? Wohin fährst Du in diesen Sommerferien in den Urlaub? Es war toll(klasse/super) weil wir so schönes Wetter hatten. Es war super, weil der Strand so schön war. Es war klasse, weil da viele nette Leute waren. Es war blöd, weil das Wetter schlecht war. Es war blöd, weil es langweilig war. Es war dort wenig los. / Man konnte nichts machen. Ich habe gesurft. Ich bin auf Felsen geklettert. Ich bin geschwommen. Wir haben Fußball gespielt. Ich habe mich am Strand gesonnt. Ich bin im Meer geschwommen. Ich habe eingekauft. Ich habe ein Museum besucht. Morgen gehen wir in die Ferien./Morgen machen wir Urlaub. Wo bist Du in den Ferien gewesen? Ich habe Städte besucht, zum Beispiel die Hauptstadt.

Ik ga op vakantie Waar ga je heen? Ik ga naar (land). Hoe heb je gereisd? Ik heb de auto (trein/boot) genomen. Hoe was het? Het was ... Wat heb je daar gedaan? Wat heb je daar gedaan? Waar ga je deze zomer op vakantie? Het was geweldig, omdat het mooi weer was. Het was super, omdat het strand mooi was. Het was gaaf, omdat er veel leuke mensen waren. Het was stom, omdat het slecht weer was. Het was stom, omdat er niets te doen was. Ik heb gesurft. Ik heb rotsen beklommen. Ik heb gezwommen. Wij hebben gevoetbald. Ik heb gezond op het strand. Ik heb gezwommen in de zee. Ik heb gewinkeld. Ik heb een museum bezocht. Morgen gaan we op vakantie Waar ben je op vakantie geweest? Ik heb steden bezocht, bijvoorbeeld de hoofdstad.

Kijken, luisteren, spelen

Ich arbeite gerne am Computer. Magst Du Popmusik? Magst Du den Sänger...? Ich hasse es einkaufen zu gehen. Ich gehe sehr gerne aus. Sonntag sehe ich fern. Magst Du klassische Musik? Magst du Rap? Findest Du die Sängerin ... gut? Ich gehe nicht gerne schwimmen. Ich gehe gerne in die Ferien./Ich mache gerne Urlaub. Ich gehe gerne zur Schule. Ich bin verrückt nach lesen. Und was machst Du sonst noch gerne? Samstag gehe ich einkaufen.

Ik houd van werken op de computer. houd je van popmuziek? houd jij van de zanger ...? Ik heb een hekel aan winkelen. Ik houd van uitgaan. zondag ga ik televisie kijken. houd je van klassieke muziek? houd je van rap? Vind je de zangeres ... leuk? Ik houd niet van zwemmen. Ik houd van op vakantie gaan. Ik houd van naar school gaan. Ik ben dol op lezen. En wat vind je voor de rest leuk om te doen? Zaterdag winkel ik

Sporten

Op vakantie gaan

der Wettkampf das Training der Sporthalle das Schwimmbad Fahrrad fahren trainieren das Fußballveld schwimmen Judo machen Ski fahren Hockey spielen surfen Eishockey spielen der Fahrradweg segeln reiten Tennis spielen Basketball spielen Fußball spielen eislaufen bergsteigen

de wedstrijd de training de sportzaal het zwembad fietsen trainen het voetbalveld zwemmen judoën skiën hockeyen surfen ijshockeyen het fietspad zeilen paardrijden tennissen basketballen voetballen schaatsen rotsklimmen

die Ferien diese Ferien während verbringen das Meer der Strand in der Stadt der Sommer der Winter besuchen das Ausland zelten die nächsten Ferien /der nächste Urlaub Ferien haben das Ferienlager Das Ferienhaus Die Hauptstadt In das Ausland Ich war in Frankreich. Ich war in Amerika Ich war in Marokko. Wir sind in Berlin gewesen. Ich bin zu Hause geblieben, in den Niederlanden.

de vakantie deze vakantie tijdens doorbrengen de zee het strand in de stad de zomer de winter bezoeken het buitenland kamperen de volgende vakantie vakantie hebben het vakantiekamp het huurhuis de hoofdstad naar het buitenland Ik ben in Frankrijk geweest. Ik ben in de Verenigde Staten geweest. Ik ben in Marokko geweest. Wij zijn in Berlijn geweest Ik ben thuis gebleven, in Nederland.

Kijken, Luisteren, Spelen

Ik vind dat ...

Ich sehe fern Wir hören oft Radio. Er spielt Gitarre. der Film der Computer das Spiel das mobile Telefon/ das Handy die Musik der Sänger der Science-Fiction-film der Aktionfilm die Polizeifilm / der Krimi die Komödie der Liebesfilm der Spielcomputer die Sängerin

Ik kijk naar de televisie Wij luisteren vaak naar de radio Hij speelt gitaar de film de computer het spel het mobieltje de muziek de zanger de sciencefictionfilm de actiefilm de politiefilm, detective de komedie de liefdesfilm de spelcomputer de zangeres

ich finde das sehr schön. weil schrecklich ruhig cool toll blöd hässlich schön klein groß gewalttätig romantisch interessant lustig spannend abscheulich ruhig spektakulär nett genial absurd

Ik vind dat erg mooi. omdat verschrikkelijk kalm cool gaaf stom lelijk mooi klein groot gewelddadig romantisch interessant grappig spannend afschuwelijk rustig spectaculair leuk geniaal, vet absurd

Zinnen en woorden

Ik doe

Over Taalstad

Over Taalstad, docent
Over Taalstad, leerling
Basisgedachten
De Sprachführer
Zinnen en woorden
Situaties
ERK-criteria
Gesprek op film
Taalregels
Lesideeën en werkvormen
Keuzes middagprogramma
Bovenbouw
Sprachstadt Berlin